Lytse Wynser Polder

De Lytse Wynzer polder is de oude particuliere polder die ligt tussen de gemeentegrens met Leeuwarden, de weg van Moaie Peal naar Wyns en de Dokkumer Ee. De polder is ca 75 ha. groot. Onbekend is wanneer de polder is opgericht, maar op de kaarten uit 1832 was er al een afwatering naar de Ee met molens aanwezig. In de molendatabase wordt de polder aangeduid als polder nummer 109.


Hierboven is de kadastrale kaart van het noordwestelijke deel van de polder uit 1887 weergegeven. Uit een catalogus van een publieke verkoping van een Zathe met landerijen te Wyns (het ging om de tegenwoordige boerderij Wyns nr. 5) op 17 november 1900 komen we wat meer te weten met betrekking tot de afwatering en bemaling van deze polder:

Blijkbaar stond er op de hoek van de percelen 255a, 555, 657 en 598 een tjasker zoals op de foto hiernaast, die later vervangen is door een pomp. De koper van het kavel met de percelen 255a en 256 moet namelijk de dam met pomp, legger en hek overnemen voor 6 gulden. De dam en de pomp is in onderhoud bij de polder.

Daarnaast meldt het dagboek van Arend de Jong dat op 8 februari 1889 er een zeer hevige storm woedde die behalve een groot aantal dakpannen van nr 42 ook de tjasker deed omwaaien. Tot aan de dag van vandaag is er naast nr 42 een in- en uitlaat op de Ee vanuit de polder op het einde van de sloot, hetgeen het ook waarschijnlijk maakt dat deze tjasker destijds meehielp water in en  uit de polder te malen. Tenslotte is op de kaart hierboven een soort omloop in rood en blauw getekend die we ook bij kavel 254a zien, hetgeen duidt op één of ander bemalingswerktuig. Het is dus aannemelijk dat er in ieder geval tot 1889 een tjasker gestaan heeft. Op de waterschapskaart van 1914 is de molen verdwenen. Dit type molen kon overigens het water niet over een groot hoogteverschil wegmalen.

De grote molen, die het leeuwendeel van het water uit de polder moest afmalen stond op kavel 254a aan de Dokkumer Ee, bij Wyns nr. 46. Deze molen wordt ook al in 1832 genoemd en is dan in het bezit van ene Wybe Gerrits Bijl, timmerman in Wyns.  In de biografie “De Blomkoalkening” van Klaas de Jong, die op jonge leeftijd naar Amerika vertrok, maar vanaf zijn kleutertijd tot zijn 12e jaar (1884) in Wyns vertoefde, leren we de molen beter kennen als hij zijn gevoelens beschrijft wanneer ze vanuit Wyns naar Leeuwarden verhuizen:

No koene Douwe en ik noait wer yn tsjerke sjonge. Ek soe it driigjende lûd fan de Oaljefant my net mear  kâlde skrillen oer de rêch jeie op dagen dat syn brede flecht machtich troch de loft gisele. Hoe deabenaud wie ik foar dat meunster fan in wynmole! En dochs spiet it my him kwyt te reitsjen. Hoe moast it, as de mûnder fergeat de houten kamrêden te smarren, sadat de boel yn é brân fleach? Ik soe der net by wêze as it fjoer nei bûten sloech.

Rond 1900 is de molen, die blijkbaar de “Olifant” genoemd wordt, samen met perceel 254 in eigendom van Ritske Nicolaas Dijkstra uit Lekkum. Hij had de molen tot 1909 in zijn bezit. Waarschijnlijk bemaalde hij hem zelf niet, maar liet hij dit over aan een door het polderbestuur benoemde molenaar. Zo wordt er in 1932 door het polderbestuur via een advertentie in de Leeuwarder Courant nog naar een nieuwe molenaar gezocht, maar bij de inventarisatie in de oorlog uit 1944 is ook deze molen verdwenen. Er heeft nadien nog wel een Amerikaanse windmotor gestaan (zie foto hieronder) die de polder bemaalde. Deze is in de 80-er jaren ook afgebroken, toen er een duiker onder de Eggedyk gemaakt werd en men via het gemaal aan de Murk bij het elfstedenbruggetje de polder kon afmalen. Dit betekende ook het einde van de oorspsonkelijke Lytse Wynser Polder, die daarmee opging in een groter waterschap.