GESCHIEDENIS VAN OENKERK, GIEKERK EN WIJNS

hoofdstuk 7


De%20Nie-Ouwendiijk-Kamminga_hf.jpg


ds. De Nie




8. De kerkvoogdij van Wijns 1894 (vervolg van 6.)


 

Na 1894 worden de huren ietsje lager, maar niet van betekenis. Vanaf 1900 gaan ze weer sterk vooruit en springen in 1909 nog weer hoger. De kerk blijft dus in zeer goede doen. Dat blijkt wel uit wat er gebeurt. In 1895 komt er een nieuw uurwerk voor 525,‑ en in 1898 is het saldo van 1894, 1000,-, al weer bereikt. Bij het feest van 1898 wordt een gift van 20,- gegeven. In 1897 is er een nieuwe kachel van 33,- gekomen.

Daar het de kerk zo goed gaat, is het geen wonder dat de ingeze­tenen van haar verwachten dat ze ook zaken van algemeen belang "ter harte zal nemen". "De kerk heeft wel."

Vandaar dat de Comm. v. Toezicht reeds in 1894 de kerkvoogden beweegt om 100,- op de begroting van 1895 uit te trekken voor het voetpad langs de Ee van Miedum naar Wijns. Uit de rekening blijkt niet dat er iets van gekomen is. In 1898 gebeurt hetzelfde met de begroting voor 1899. Nu wordt er wel werk van gemaakt. Bedoeld is een bijdrage tot de verbetering van genoemd voetpad. Daarvoor wordt in 1899 20,80 betaald (bijdrage sintelpad). Maar er gebeurt meer. De eigenaars van de landen waarlangs het pad loopt, staan aan de kerk in begin 1899 "het recht" van onderhoud van het pad toe (sic!) en de kerkvoogden verbinden zich jegens de gemeente tot dit onderhoud. De stukken zijn te vinden in het notulen boek van de Comm. v. Toezicht.

Hoe de kerk er toe kwam begrijp ik niet recht. In ieder geval betekent dit misbruik maken van kerkelijke goederen, wat nooit zou zijn toegestaan als het beheer hier onder toezicht der Provinciale Comm. geweest was. In later tijd zijn de trieste gevolgen ondervonden. Eén eigenaar heeft de kerk 35,- overgedra­gen met de verplichting tot onderhoud (zie notulen). Dit bedrag is in de rekening 1899 niet verantwoord. Hebben meer eigenaren dit gedaan? Hiervan kan ik niets ontdekken. Waarschijnlijk niet. "De kerk heeft wel!"

Het plan van 1894 luidde: "om bij voldoende samenwerking te dienen ter verbetering van het voetpad tussen de buurt van Wijns en Miedum" (notulen C.v.T. 7-11-1894). Waar heeft die samenwer­king dan uit bestaan? De kerk deed het later alleen. Hoe het verder gaat?  Naast  kleine  bedragjes  in 1900 en 1901 worden in 1902 voor 32,- sintels aangeschaft. Idem voor evenveel in 1905, 1906 en 1909. Ook in 1910, maar dan mankeert er blijkbaar meer aan de vlonders, want Schaafsma stuurt er een rekening van 62,- voor.

In 1917 wordt er een stenen pad van gemaakt, kosten 256,-. Alles door de kerk betaald. In 1924 wordt het pad verbeterd. Kosten bedragen, schrik niet, 682,73. De Ver. v. dorpsbelangen draagt nu 75,- bij. In 1952, nu de kerk doodarm is, plaatst de gemeente de kerk als onderhoudsplichtige op de wegen legger. Nu zit je met de gebakken peren....

We gaan weer terug naar 1899. Dan is er nog geen vuiltje aan de lucht. Integendeel. De toren wordt voor 300,- opgeknapt en aan R.W. Talsma wordt 500,- geleend. Nog is er een batig saldo van 180,-. In 1900 wordt er een bank in de kerk aangekocht. Van wie, weet ik niet. Prijs 201,-. In 1901 ontvangt de kerk een legaat van W. Talsma, groot 1000,-, dat meteen uitgezet wordt tegen 4%. Het saldo stijgt. De sintels voor het voetpad kunnen er best af. Het kerkhof wordt in 1903 ook flink onderhanden genomen. De graven worden opgevloerd en er komt een nieuw hek.

Als R.W. Talsma zijn 500,- aflost, plaatst de kerk in 1903 1000,- op de R. Postspaarbank. In 1904 krijgt ook de kerk een goede beurt voor 500,-. Het saldo blijft stijgen. De sintels kunnen er wel af.

In 1907 kopen kerkvoogden nikkelen avondmaalsbekertjes, bij Niermeijer voor 27,80. Ook een brandkast wordt voor 110,- aangeschaft. Er zijn tegelijk grootsere plannen tot aankoop van land. In 1907-1908 gebeurt dit voor 2450,-. Het ligt bij de Uilemeer. Het geld er voor komt van de spaarbank (1000,-), van verkoop grootboek (680,-) en uit het saldo.

Het volgende jaar, 1909, wordt het land gedraineerd voor ruim 100,-, ook het sintelpad krijgt weer sintels. Maar meer, de winter is streng. Op voorstel van de Comm. v. Toezicht gaat de kerk weer diaconaal werk doen. Er zal steun in geld en natura aan de behoeftigen worden gegeven. In 1909 wordt voor 47,- aan vet uitgedeeld. In 1917 en latere jaren zal de kerk opnieuw dit terrein gaan betreden.

Vanaf 1909 stijgen de gewone in­komsten beduidend (mede door het nieuwe land). Voor het Julianafeest in  1909 wordt 25,- gegeven.

In 1910 wordt het binnenpad voor 100,- hersteld. Nieuwe kussens in de kerk aangeschaft (70,-) en ten behoeve van de predikant 400,- betaald (verhuizing etc.). Geen wonder dat er maar 63,- over­blijft. Dit hindert niet, want de inkomsten stijgen.

De gewone inkomsten zijn b.v.:

1889   1900   1908   1909   1910   1913   1916   1920
  470     633     655    764      812    880    1037   1810

Er is in deze stijgende bloeitijd van alles mogelijk. In 1911 wordt 100,- voor het herstel van de Oenkerker pastorie gegeven, wordt voor 300,- de ene helft van de dubbele woning naast het kerkhof aangekocht, wordt terpaarde aangeschaft en wordt flink vertim­merd. De begra­fenisvereniging krijgt 25,- renteloos. Het nadelig saldo van 1911 hindert niets. In 1912 krijgt de koster een hoger traktement en wordt de andere helft van de woning (Wed. v.d. Let) voor 170,- eigendom van de kerk.

In 1913 komen er weer kussens bij. In 1914 is het saldo alweer 700,-. Ook diaconaal werk wordt gedaan: voor medicijnen, dokterskosten en ziekenhuisverpleging van J. Bleeker wordt 80,- uitgegeven.

Al wordt in 1915 voor 400,- vertimmerd, het saldo loopt op. Als in 1916, wanneer ook het gewone inkomen weer flink oploopt, de hypotheken worden opgevraagd, 500,- en 1000,-, kan men overgaan tot afbraak van de pas gekochte oude huizen (brengt 27,- op) en tot nieuwbouw van een dubbele woning voor 3150,-. Hierin zit mede een bedrag van 1000,-, gelegateerd door J. Jongsma, voor het onderhoud van zeven graven. Ondanks de in dit zelfde jaar gekochte nieuwe kachel (40,-) en een gift voor de watersnood van Noord-Holland (25,-) is het saldo 700,- gebleven!

Het hindert de kerk niets om ook het sintelpad nu eens flink aan te pakken en er voor 250,- een stenen pad van te maken.

De kerk gaat nu helemaal zo'n beetje voor dorpsbelangen opkomen en ook weer diaconaal werken. In datzelfde jaar 1917 worden dokterskosten vergoed, melk voor een vrouw betaald, wat steun aan schippers gegeven en een begin gemaakt met een vaste gift aan enige bedeelden, wat is volgehouden tot 1933 toe (bij elkaar in 1917 66,-).

Het saldo van 1917 is toch weer ruim 100,- hoger. In 1918 weer giften in  geld en  natura (vlees, melk)  voor  hetzelfde bedrag.

Aan onderhoud van gebouwen wordt 450,- besteed en een 4,5% obligatie Ned. Staat 500,- aangekocht. In 1919 geeft Wijns 100,- voor de 2e predikantsplaats, zo ook in 1920.

In 1920 springen de ontvangsten van 1000,- op 1810,-! Daarna zakken ze geleidelijk tot 1500,- in 1931 om dan scherp te dalen. We zitten dus van 1920 tot 1930 op een hoogtepunt in de ge­schiedenis der kerkvoogdij. Salarissen worden verhoogd. En de kerk wordt in 1920 geverfd voor 625,-, getimmerd wordt er voor 300,‑, terpaarde gekocht voor 100,- en nog vele andere dingen (voortaan wordt o.a. het rijtuig voor de predikant betaald) en het saldo stijgt. Ook een 100,- scheurpremie wordt ontvangen. Het saldo loop in 1921 met 600,- op, al wordt er 400,- vertim­merd en in 1922 voor 700,- dito. Desondanks is het saldo dan 1125,-. Nu wordt de eerste autorit vermeld. En het kerstfeest krijgt 30,-.

In 1923 loopt het saldo tot 2250,-. Van de pastorie wordt nu ook in de vacaturetijd geregeld 300,- of meer ontvangen. Geen wonder dat er animo is het voetpad in 1924 weer eens aan te pakken, maar liefst voor een kleine 700,-! Dorpsbelangen draagt hiervoor 75,- bij. Niettemin is het saldo nu 3000,- geworden! In 1925 wordt de bovendoorloop van de kerk voor 900,- vernieuwd en electrisch licht aangelegd. Niettemin stijgt het saldo tot 3230,-.

In 1926 e.v. is de boekhouding niet meer zo prima in orde. Er verdwijnen gelden uit het saldo, zonder vermelding waar die te land komen (2600,- in 1926, 1710,- in 1927). Waarschijnlijk worden die apart gelegd met het oog op de R. v. Beheer. In 1927 wordt van het fonds 2e pred. plaats 254,- terug ontvangen. Dan wordt de kerktoren, die dringend herstel behoeft, voor 1325,- verbe­terd. Ook bijbels en gezangenboeken worden gekocht. En het volgend jaar, 1928, komt er een nieuwe klok voor 330,- plus electrische lampen voor 225,-. Dan in 1929 wordt er voor 1000,- vertimmerd en geschilderd. Van het saldo van 1930 wordt 600,- op de bank gebracht. 1931 is het laatste jaar van de grootste voorspoed. De crisis is gekomen: diaconaal werk wordt weer ter hand genomen, aardappelen, turf en vet worden uitgedeeld, ja zelfs een varken wordt geslacht. En van het saldo gaat 700,- naar de spaarbank.

 

Dan komt de daling van de gewone inkomsten. Een staatje:

1920   1930   1932   1933   1934   1935   1936   1937
1800   1500   1100     900     800     840     750     900

Aanvankelijk is er nog niet veel van te merken. Alleen in 1933 komt er nadelig saldo, door een bijdrage van 260,- ringhonoraria en 80,- tekort Heemstra State. In 1934 kost de ring 400,- en H. State 122,-.

Nu komt er een belangrijke keer in het gemeenteleven, doordat Wijns, die tot nu toe weigerachtig is gebleven aan de R. v. Beheer te betalen, over de brug komt. De nu al jaren opgelopen aanslag wordt betaald, maar liefst 2350,-. Dit wordt van de spaarbank gehaald. De boekhouding laat ons hierover in het duister. Vanaf 1935 bedraagt de jaarlijkse aanslag van de R. v. Beheer 150,-.

Wanneer in 1937 het dakbeschot van de kerk moet worden vernieuwd (300,-), de kerk geverfd (130,-) en onderhouden (230,-), moet er 500,- van de spaarbank worden opgenomen. In 1938 kunnen uitgaven en inkomsten (niets bijzonders gebeurd) elkaar bijna dekken, het saldo zakt 50,-.


Uit het kasboek vanaf 1925
 
1925     Opbrengst houtkap                                                               742,95
             Opbrengst kerkelijke omslag                                                 178,--
             Opbrengst aandeel pastoralia                                                 757,43
             Batig saldo                                                                          5385,565

1926     Aandeel pastoralia                                                                 780,62
             Batig saldo                                                                           6735,915

1927     Torenherstel                                                                           3873,42
             Torenuurwerk                                                                           975,--
             Muren kerk                                                                              456,30
            Timmerrekening                                                                         497,97

1928     Opbrengst houtkap                                                                  167,30

1931     Een gedeelte der bruggeplekken aan A.W. de Boer voor          450,-

1932     Aandeel in de oprichtingskosten Heemstra State                           21,30

1933     Aandeel verlies exploitatie Heemstra State                                 177,10

1934     idem                                                                                         260,80       

 

Enkele gegevens kerkvoogdij Oenkerk ongeveer vanaf 1930

De gemeente Oenkerk was Vrijzinnig Hervormd. In de Trijnwouden en in Lekkum en Miedum woonden ook rechtzinnige lidmaten of ze kwamen er wonen.
Omstreeks de jaren           is door deze rechtzinnige lidmaten dezer gemeenten een evangelisatievereniging opgericht die hun samenkomsten hielden in een gebouw aan de Rinia v. Nautaweg no. 52. In de lidmatenvergadering van december 1942 komt voor het eerst de evangelisatie ter sprake, n.l. of het ook mogelijk is om speciaal voor de rechtzinnigen eens een kerkdienst te houden. Er wordt uitvoerig over gesproken. Is er van beide kanten genoeg verdraagzaamheid?

Men is uiteindelijk van mening dat het aantal te klein is voor het houden van kerkdiensten.

In de vergadering van lidmaten van december 1952 wordt door een lid van de evangelisatie naar voren gebracht of het ook mogelijk is dat zij verlaging van hun kerkelijke aanslag krijgen in verband met het feit dat zij zelf ook belangrijke kosten hebben. Men meent hier niet op in te kunnen gaan. Men is tenslotte lidmaat van een kerk. Wel kwam naar voren om zoveel mogelijk geestelijk contact te onderhouden of te scheppen.

In de vergadering van december 1956 wordt een schrijven behandeld van de evangelisatievereniging met het verzoek om teruggaaf van de hoofdelijke omslag aan de vereniging of aan de betreffende lidmaten persoonlijk. De vergadering staat nog op het standpunt om hier niet op in te gaan, hoewel men wel het standpunt inneemt dat er contact moet blijven met de evangelisatie.

In de jaren 1956-1960 is er regelmatig contact geweest tussen de gemeenten Giekerk, Oenkerk en Molenend enerzijds en de evangeli­satievereniging anderzijds. In Oenkerk is een begin gemaakt in de vorm van het beschikbaar stellen van het kerkgebouw voor vier sacramentsdiensten per jaar voor de evangelisatie. Er zijn verschillende keren brieven gewisseld. Hier volgt een schrijven van de evangelisatievereniging.

34 belijdende lidmaten uit Lekkum e.a., Oudkerk e.a., Oenkerk e.a. en Giekerk e.a., allen zich rekende tot de rechtzinnige modaliteit, verklaren dat zij zich niet kunnen verenigen met de prediking ter plaatse. Zij trachten hun geestelijk voedsel langs een andere weg te vinden en menen dat dit gebeurt in gehoorzaam­heid aan de Heilige Schriften overeenkomstig de eenmaal afgelegde belijdenis des geloofs. Dit vraagt van hen grote financiële offers, weshalve zij de kerkvoogden en notabelen vragen om de hoofdelijke omslag welke zij moeten betalen te verlagen met tenminste 50% of meer. Deze 50% zal dan wel door de kerkvoogdij moeten worden geïnd, doch daarna afgedragen aan de evangelisatie­vereniging.
Eben Haezer te Oenkerk.

Afschrift van deze brief is gezonden aan de Vereniging van Kerkvoogdijen Afdeling Friesland, aan het Moderamen der Prov. Kerkverg. Tietjerksteradeel en aan de Classis Evangelie Commis­sie.

Nadat er verschillende contacten geweest zijn volgt hier een schrijven van de kerkeraad Oenkerk waarin het gaat om de volgende punten:

a.  Zes kerkdiensten in overleg met het bestuur der evangeli­satie-vereniging, dus zowel voor het vrijzinnige als het rechtzin­nige     deel van de gemeente. In drie gaat de plaatselijke predikant voor, in de andere drie een rechtzinnige predikant (geen              godsdienstleraar of dergelijke), welke wordt gevraagd in overleg tussen bestuur en kerkeraad.Deze diensten worden op         zondagmorgen gehouden. Alle onkosten komen voor rekening van de betreffende kerkvoogdijen. Wanneer deze diensten         worden gehouden mag er geen dienst zijn in het evangelisatiegebouw.Beide partijen zullen zoveel mogelijk hun leden                 opwekken deze diensten te bezoeken.

b.  Op de middagen van de zes zondagen waarop deze diensten worden gehouden, stelt de kerkvoogdij ter plaatse wederom        het kerkgebouw ter beschikking van de kerkeraad, om daarin een dienst te beleggen waarbij een rechtzinnige predikant         voor­gaat, die door de kerkeraad wordt gevraagd in overleg met het bestuur der evangelisatievereniging. Deze onkosten         worden gedragen door de betreffende kerkvoogdijen, behalve het honorarium van de predikant, dat voor rekening van de     evange­lisatie komt (dit is later ingetrokken). Dan zal er ook geen dienst zijn in het evangelisatiegebouw.

c.  De vier sacramentsdiensten met een rechtzinnige voorganger die de kerkeraad tot nog toe belegde in Oenkerk, worden         voortaan twee diensten gehouden in Oenkerk en twee diensten gehouden in Giekerk. De regeling van de onkosten blijft         zoals het nu is, n.l. voor rekening van de betreffende kerkvoogdijen ter plaatse.

d. In bovengenoemde twaalf diensten en vier sacramentsdiensten worden de gewone inzamelingen gehouden. Extra                     inzamelingen en mededelingen en afkondigingen worden in onderling overleg vastgesteld.

e  .Er zullen dus, indien het bestuur van de evangelisatiever­eniging hiermee accoord kan gaan, 13 diensten per jaar onder             leiding van een rechtzinnige predikant en verantwoordelijkheid van de kerke­raad zijn, en drie gezamenlijke diensten van         eigen predikant, waarvan alle kosten komen voor rekening van de betreffende kerkvoogdijen.

f.  De kerkvoogdijen besloten om het verzoek om reductie op de hoofdelijke omslag, welke was aangevraagd en waarover         een bespreking heeft plaatsgehad in de gehouden vergadering van 7 september jl., niet in te willigen in de vorm waarin de         lidmaten dit vragen, maar in bovengenoemde vorm.
    Zij vonden de bovengenoemde vorm juister en waardiger.

g. Dit plan, mocht uw bestuur ermee accoord gaan, is dan voor­lopig voor een jaar.

h.  Indien uw bestuur in hoofdzaak hiermee accoord kan gaan kunnen verdere besprekingen volgen.

i.  De kerkeraad kan niet ingaan op het verzoek om de vrouwelijke ambtsdrager geen dienst te laten doen in de                         gemeenschap­pelijke diensten. Wij begrijpen uw bezwaren, maar menen ook van uw zijde begrip te mogen vragen voor de     bezwaren van onze kant om de vrouw uit het ambt te weren.

Naar aanleiding van dit schrijven zijn door het bestuur van de evangelisatievereniging drie bezwaren naar voren gebracht, n.l.:

1.  De vrouw in het ambt.

2.  De collecten alleen voor de vrijzinnigen.

3.  Dat de heer De Vries niet als voorganger mag optreden.

Er zal binnenkort weer vergaderd worden. Na verschillende besprekingen is men het eens geworden: voorlopig voor 1 jaar met elkaar in zee gaan. Aan de kerkeraad zullen 4 rechtzinnige leden worden toegevoegd. De bevestiging zal plaats hebben door Ds. Gietema in samenwerking met Ds. De Jong van Birdaard, de nieuwe voorganger van de evangelisatie.

Na een paar jaar met elkaar te zijn opgetrokken, ongeveer als hiervoor aangegeven, komt er in zover verandering dat de diensten van de evangelisatie alleen of in de kerk te Giekerk of in de kerk te Oenkerk zullen worden gehouden. De kosten uit deze diensten voort­vloeiende zullen door de evangelisatie worden gedragen. Er wordt gerekend op twee keer 28 diensten per jaar.

Ongeveer twee keer 16 zondagen moet de kerk extra verwarmd worden, waar dan het werk van de kosters voor kachel aanzetten, kerk schonen enz. bijkomt. Eén en ander wordt berekend op  920,-of 460,- per kerkvoogdij, maar men is van mening op dit bedrag f 100,- per kerkvoogdij reductie toe te passen, omdat de lidmaten aangesloten bij de evange­lisatie ook hun hoofdelijke omslag betalen. Uite­indelijk is het bedrag teruggebracht op  305,- per kerkvoogdij. (Dit bedrag is 3 jaar betaald.)

Maar er voltrekken zich veranderingen. Ds. De Jong van Birdaard is vertrokken naar Meppel. Ds. Van de Lee van Rijperkerk gaat met emiritaat. Met de kerkeraad van Rijperkerk is contact geweest om, als er een andere predikant te Rijperkerk zou worden beroepen, de mogelijk­heid onder ogen te zien dat die dan het pastoraat van het rechtse deel van onze gemeente op zich nam.

Deze besprekingen hebben resultaat gehad. De kerkvoogdij Oenkerk, Giekerk enz. zal van verschillende uitgaven van de predikants­plaats Rijperkerk 3/7 deel voor hun rekening nemen, terwijl de predikant verschillende diensten op de zondagen verzorgt en enkele dagen per week beschikbaar is voor de lidmaten in deze gemeente die dit op prijs stellen.

Een bepaald percentage van het bedrag dat door de kerkvoogdijen aan Rijperkerk wordt betaald, wordt door de evangelisatie­vereniging vergoed.

Ook dit loopt enkele jaren, totdat de evangelisatie en het andere deel van de gemeente financieel wat de kosten betreft samensmelt.

Ik ben er van overtuigd niet volledig geweest te zijn, misschien doordat alles zo vaak veranderde. Ook heb ik wel enkele aspecten over het hoofd gezien.

 

De begraafplaats 't Hôf te Oenkerk

Lange jaren was Auke Douma koster en verzorger der begraafplaats. Wegens hoge leeftijd bedankt de heer Douma in 1946 voor deze functie. In zijn plaats wordt uit 4 sollicitanten benoemd de heer W. Miedema, die koster grafverzorger is van mei 1946 tot 1 maart 1949.

Dan komt in zijn plaats D. Wesselius die deze taak waarneemt tot mei 1962, waarna J. Pietersma deze taak overneemt tot 31 december 1963. Daarna Kl. Veenstra, de tegenwoordige koster grafverzorger.

In 1944 worden de eerste bomen op het kerkhof door de iepziekte aangetast. Deze bomen zijn welkom voor de kachel in de kerk (brandstofschaarste), maar plantgoed voor nieuwe aanplant is niet te krijgen. In 1955 worden trouwens alle iepenbomen (aan de noordzijde)  verkocht  aan  een  houthandelaar  uit  Sneek  voor  2500,‑. Dit was een groot bedrag toen. Nu werden wel nieuwe bomen geplant.

Maar nu is er een ander probleem. Reeds in 1943 komt het plan uitbreiding begraafplaats ter sprake, ook wordt er over gesproken een jaarlijkse onderhoudsbijdrage per graf te vragen. In Giekerk is dit al enkele jaren ingevoerd.

In 1944 komt weer de schaarste aan graven naar voren. Momenteel kunnen geen twee graven naast elkaar worden uitgegeven. Men wil graag uitbreiden, maar eerst moet de oorlog afgelopen zijn.

Na afloop van de oorlog is geprobeerd zo spoedig mogelijk tot uitbreiding te komen. Contacten met Burgerlijke Gemeente, Heidemij, Prov. Bestuur en Rijksinstantie zijn uiteindelijk begonnen. Aan subsisie is van Rijkswege ontvangen  2121,90, van de  gemeente  Tietjerksteradeel   819,-. De totale kosten waren  5685,78, zodat voor de eigen gemeente  2744,88 overbleef.

Bij de  Hervormde  Gemeente  Giekerk is een lening aangegaan van  2500,- tegen een rente van 2,5% per jaar. Vanaf 1949 is voor de begraafplaats een exploitatie opgezet ervan uitgaande dat de begraafplaats zichzelf moest bedruipen.

Deze exploitatie is lange jaren door A. Veenstra verzorgd. In 1949 heeft er een herziening van het grafregister plaatsgevonden, dat zo ongeveer een batig saldo van  1000,- opleverde. Vanaf 1949 tot en met 1966 is er van de begraafplaats Oenkerk een exploitatie­rekening die door kerkvoogden gecontroleerd wordt.

Vanaf 1966 tot 1974 is de rekening der begraafplaatsen opgenomen in het samengaan van de kerkvoogdijrekeningen Oenkerk e.a.

Nu, 1973, is van de drie begraafplaatsen Oenkerk, Giekerk en Wijns elk een afzonderlijke berekening opgezet.

In 1964 heeft er weer een herziening van het grafregister plaatsgehad en in 1966 in Wijns. Hierna werd in Oenkerk en Wijns, evenals in Giekerk al plaatsvond, een bedrag per graf voor onderhoud van graf en begraafplaats geheven.

 

Restauratie kerk Oenkerk

In de verschillende kerkelijke vergaderingen kwam zo nu en dan opknappen of restaureren van de kerk ter sprake. Om voor subsidie in aanmerking te komen zou het laatste moeten gebeuren. In 1961 werd besloten een boekje restauratie fonds kerk te openen. Van het saldo kerkerekening 1960 werd  500,- op dit boekje gestort, terwijl van gemeenteleden en belangstellenden reeds enkele flinke bedragen  waren  binnengekomen,  zodat  men  met  een bedrag van  1000,- op dit boekje kon starten.

Ook werd in 1960 besloten om een drietal kerken die of opgeknapt of gerestaureerd waren te bezoeken. Dit waren Blija, Tjummerum en Ried. De genoemde kerken werden bezocht door een commissie uit de kerkeraad, kerkvoogden, notabelen en gemeenteleden, in januari 1961.

In 1961 wordt contact opgenomen met de restauratiecommis­sie van de Vereniging van Kerkvoogdijen in Tietjerksteradeel. Hier kwam contact met Monumentenzorg uit voort, er kwamen besprekingen over mogelijke subsidiebedragen. Onze kerk komt op de voorlopige lijst van Monumentenzorg. Dan wordt in de kerkvoogdij en notabelen vergade­ring van november 1962 naar voren gebracht dat van het Rijk bericht is binnengkomen dat voorlopig geen subsidie ver­strekt kan worden. Men gaf de raad om het in 1964 nog maar eens te proberen. Wel werd aangeraden om toch maar met de restauratie te beginnen, maar dan wel onder toezicht van Monumentenzorg. Er wordt besloten om toch maar tot 1964 te wachten, nu te beginnen leek te riskant. Wel zijn er door architectenbureau Vegter aan de binnen- en buitenkant der kerk opmetingen verricht, maar gezien het feit dat de subsidie nog volkomen in het duister lag durfde men niet verder te gaan.

In haast elke vergadering van kerkvoogden en notabelen en van lidmaten kwam de toestand van het kerkgebouw ter sprake. Ver­scheidene plannen werden gemaakt, tijdelijk opknappen, vrijwil­ligers inschakelen enz.

De grote teleurstelling was wel dat 1964 nog niet de oplossing bracht, daar men van Rijkswege liet weten dat de mogelijkheid subsidie te krijgen nog lang niet in zicht was.

 

De pastorie van Oenkerk

De pastorie van Oenkerk is niet een oud gebouw. De tegenwoordige pastorie is gebouwd in 1828. Als men vanuit het zuiden Oenkerk binnenkwam was de pastorie een blikvanger die het dorpsbeeld beheerste, en in de vroegere jaren was de pastorie voor een predikantsgezin een woning waar men gaarne woonde. Maar daar de pastorie een groot gebouw was werd het in de jaren na de tweede wereldoorlog met het op alle terreinen duurder wordende leven, steeds moeilijker om zo'n groot gebouw te bewonen. Bij wisse­ling van predikant kwamen dan ook vaak bezwaren van een nieuwe predikant om zo'n groot gebouw te bewonen en in te richten. Ook van de kant van de betreffende gemeente bracht het onderhoud en het wisselen van een predikant vaak grote financiële offers mee.

Om nu bij onze eigen pastorie terug te komen het volgende.

In de jaren 1928 tot 1933 was Ds. F.C. de Vries de predikant hier, alleen voor Oenkerk.

In de jaren daarvoor, in de laatste jaren van de periode van Ds. De Baan, is de Raad van Beheer ingesteld, de latere Raad van de Predikantstraktementen. De gemeenten die hieraan niet bijdroegen, dus weigerachtig waren hun aanslag te betalen, konden bij vacature van de predikantsplaats geen nieuwe predikant beroepen. Oenkerk betaalt wel, Giekerk en Wijns niet.

Dit had tot gevolg dat in 1928 Ds. De Vries alleen voor de gemeente Oenkerk werd beroepen, maar Oenkerk en Giekerk hielden voor die tijd meestal hun vergaderingen in het gemeentegebouw van Giekerk.

Waarschijnlijk is de samenwerking een tijd lang wat stroef verlopen, want bij de komst van Ds. De Vries is een kamer en kleine slaapkamer van de pastorie ingericht voor vergader­lokaal en opbergruimte voor al de verschillende kerkelijke activiteiten. Het betrof de noordwesthoek van de pastorie. Aan de noordkant werd een aparte uitgang met portaal gemaakt. Alzo twee vliegen in één klap. Ds. hoefde dat gedeelte niet in te richten en voor de verschillende activiteiten was onderdak. Bij de intrede van Ds. Zeilstra is dit weer ongedaan gemaakt.

Door het vertrek van Ds. Strikwerda naar Nieuwehorne komt ook weer de kwastie pastorie aan de orde. Er is de laatste jaren wel het noodzakelijke onderhoud in de pastorie geweest, maar de kerkvoogden zijn er wel van overtuigd dat, zal de pastorie aangepast worden aan de eisen die men tegenwoordig aan een moderne woning stelt, het er nog een pastorie bij kost.

Toen men dan ook vernam dat de P.T.T. in Oenkerk zocht om een terrein voor een nieuw te bouwen postkantoor voor de Trijnwouden, werd het plan geopperd: misschien is dit onze kans om de kosten van een nieuw te bouwen pastorie boven water te krijgen.

Er werd besloten om eerst eens een informatief gesprek met de Burgemeester te hebben. Dit gesprek heeft plaatsgehad en via dit onderhoud is er contact met de P.T.T. geweest. Men heeft het geheel in ogenschouw genomen en meende eerst wel interesse te hebben, doch na bezichtiging van hogere instantie zag men er toch van af.

Hoe nu verder? Enkele predikanten die benaderd zijn stellen het wonen en werken in de oude pastorie wel op prijs, anderen beslist niet. Nu komt iets naar voren dat eigenlijk de zaak naar een oplossing brengt. Van de kant van B en W is een schrijven ontvangen dat bij nader inzien, in verband met het uitbreidings­plan en de wegomlegging of verruiming, de pastorie zal moeten verdwijnen.

Nu wordt met B en W, toch in hoofdzaak met de Burgemeester, onderhandeld over overname door de Burgerlijke Gemeente van de pastorie. Na verschillende mislukkingen komt men eindelijk tot overeenstemming. Na taxatie van wederzijdse deskundigen wordt het bedrag van pastorie met tuin uiteindelijk  47000,-.

Maar nu, in de tijd van onderhandelen over de oude pastorie, zijn besprekingen in de colleges gevoerd over waar een nieuwe pasto­rie. Het plan om op het z.g. "Rijpke Fintsje" te bouwen kan na verschillende bezwaren de goedkeuring verwerven. Ook de inmiddels beroepen predikant kan hier mee instemmen.De plannen aangaande een nieuwe pastorie heeft heel wat bespre­kingen gevraagd. In de eerste plaats met het nieuwe predikants­echtpaar en uiteraard ook tussen de verschillende kerkelijke colleges.

De bouwkundige Sikma van Leeuwarden werd in de arm genomen om een plan te maken. Als basis  had  men een  bedrag in het  hoofd van   70000,- tot  75000,-. Door Sikma zijn vier verschillende ontwerpen gemaakt, doch deze konden de eindstreep niet halen. Daarna is de bouwcommissie ingeschakeld van de landelijke vereniging voor kerkvoogdijen. Vijf of zes ontwerpen of tekeningen van soms reeds gebouwde pastorieën slaagden ook niet uitkomst te brengen. Het zat muurvast, totdat eindelijk een tekening van een reeds in Rijper­kerk gebouwde pastorie uitkomst bracht.

Dit was een plan van architect Teeuw van Leeuwarden. Door twee aannemers is onder architect Teeuw op deze aanbesteding inge­schreven, n.l. Fa. Koster van Rijperkerk en A.P. Douma van Oenkerk. Deze was de laagste inschrijver voor  74990,-. Met de verschil­lende bijkomstigheden, architectkosten, grondaanvoer, tuinaanleg enz. enz., denkt men op een bedrag van om en nabij de  90000,- te komen. De financiën zijn uiteraard het grote probleem. De koopsom van de oude pastorie van  47000,- is de eerste inbreng. Verder denkt men  32000,- te lenen van pastoralia. Door verkoop van pastorieland voor het uitbreidings­plan aan de Burgerlijke Gemeente is dit mogelijk.

 

Kerkvoogdij Oenkerk (algemeen)
 
In het verslag over de pastorie hebben we kunnen zien dat de vergaderingen enz. gehouden werden in een deel van de pastorie. Na die tijd zijn de vergaderingen van kerkvoogden en notabelen verscheidene jaren gehouden in de huiskamer van de Fam. Oostwoud (Roel en Griet). Dit is het huis Wijnzerdijk 2 waar nu Cafetaria van B. Dijkstra in gevestigd is.

Toen in 1939 een nieuwe organist(e) benoemd moest worden waren er drie gegadigden (vacature D. Kinderman). De gegadigden waren Mej. W. Zuiderveld en de heren B. de Jong en G. Sierksma.

Men kwam er niet uit. Om er toch uit te komen werd een commissie voor beoordeling benoemd, n.l. de heren Jannes, Zijlstra en Riemersma, waarop die de sollicitanten een proeve van bekwaamheid lieten afleggen. Benoemd werd B. de Jong. De beloning was  55,- per jaar.

1939. De boekhouder wordt opgedragen een inventaris op te maken van de bezittingen der kerkvoogdij. In de vergadering van 20 oktober 1939 wordt Ds. Zeilstra  50,- voor tuinonderhoud toegezegd. In dezelfde vergadering was een schrijven binnengekomen van de vereniging van kerkvoogdijen dat de belasting op goederen in de dode hand is afgeschaft.

1940. Ds. Zeilstra is tot de ontdekking gekomen dat Mr. Lokman sedert jaren  2 pondemaat land van de pastorie verhuurt, terwijl de pastorie daarvan grond- en waterschapslasten betaald. Nadat bij het kadaster navraag heeft plaatsgevonden blijkt dit inder­daad het geval en wel ongeveer 1,5 pondemaat. In het verre verleden was dit een poel die aan de ene kant het eigendom van de van Sminia's (later Lokman) was en aan de andere kant van de pasto­ralia. Toen alles in waterschapsverband werd opgenomen is een tochtsloot (waterlossing) door de poel gegraven. Doordat die te weinig rekening met de juiste grens in de poel hield is een strook aan de verkeerde kant gekomen. Dit geval was allang verjaard. Naar ik meen zijn de grond- en waterschapslasten door Mr. Lokman terugbetaald.

1942. Er wordt besloten de gebouwen tegen oorlogsschade te verzekeren bij de Oude Tietjdeel. In tegenstelling met de brandver­zekering ook de funderingen, daar die bij bominslag ook verwoest kunnen worden.

Maart 1943. Woensdag 24 maart zijn de beide klokken op bevel van de Duitse weermacht uit de toren gehaald.

Maart 1944. Er zijn circulaires binnengekomen waarin richtlijnen worden verstrekt hoe in geval van evacuatie te handelen met oude kerkelijke gegevens en archieven. Zoals voorheen gebruikelijk, zal het avondmaal weer op de avond van Goede Vrijdag worden gehouden, maar de ramen moeten dan wel verduisterd worden.

Oktober 1944. Na acht uur 's avonds mag niemand zich meer buitenshuis bevinden. Enige tijd geleden zijn door Duitse soldaten de klokketouwen uit de toren gehaald, zonder kennisgeving uiteraard. Over het motief kan men alleen maar raden.

December 1944. Als er nog electrische stroom is zal er op Oude­jaarsavond een dienst worden gehouden. Deze zal dan gehouden worden van 6.30 uur tot 7.30 uur, omdat de spertijd om acht uur ingaat.

April 1945. Vergadering kerkvoogden om 10 uur vanwege uitzon­derings­toestand (hoe lang nog?). Door de gebrekkige postverbin­dingen zijn er geen ingekomen stukken.

Door de geëvacueerde Rooms-Katholieken wordt voor hun gods­dienstoefeningen gebruik gemaakt van ons kerkgebouw en van de gereformeerde kerk.

November 1945. Met het bestuur van de Gereformeerde Kerk is gesproken over vergoeding die zij hiervoor moeten afdragen. Dit is voor onze kerk bepaald op  75,-. Van de beide weggehaalde klokken is er één terug. Hij kon niet direct geplaatst worden, omdat de haken verdwenen waren. Hiervoor moest bronslegering gebruikt worden en dat was nog niet te krijgen.

1947. Het boekwerk, Het verzet der Nederlandse Hervormde Kerk (2 delen), wordt aangeschaft. Verzoek van de Bond van Coöp. Zuivel­fabrieken in Tietjerksteradeel om in de zuidmuur van de kerk een borstbeeld van Th. M. Th. van Welderen Baron Rengers aan te brengen. Geen bezwaar, maar eerst wel zich in verbinding stellen met Monumenten­zorg.

November 1947. Van de Schade Enquête Commissie te Leeuwarden is bericht binnengekomen dat voor de geroofde en niet teruggekomen klok een bedrag van  1856,25 bij de Herstelbank te 's Gravenhage is gedeponeerd en zal worden uitbetaald wanneer door kerkvoogden een nieuwe is aangeschaft. Daar de bedragen die beschikbaar waren lang niet toereikend waren voor aanschaf van een nieuwe klok is men hier later op teruggekomen en mag het genoemde bedrag nu ook gebruikt worden voor herstelwerkzaam­heden van kerk en of toren (schrijven van juli 1957). Deze gelden zijn in 1957 en 1958 gebruikt voor reparatie aan luidklok, preekstoel, buitenom verven van het kerkgebouw, nieuwe goten en nieuwe gordijnen. In de tien jaar was het bedrag opgelo­pen met rente tot  2471,74. Hierbij kwam nog van de Vrijzin­nige Vereniging  100,-. Men kon weer even vooruit.

1948. Er wordt van de kerkvoogdij Giekerk  1500,- geleend (waarde der stukken was  9550,-).

1951. De waardestukken 2,5% Grootboek Nationale Schuld worden ingewisseld, de opbrengst was  6559,50. Hiervan is  2000,- in de 4% lening Tjallingahiem geplaatst en  4000,- in de 4,25% Woning bouwlening.

1952. Al verschillende jaren is er een nadelig saldo bij de kerkvoogdij. Om hier verbetering in te brengen wordt er een lammeren weid actie op touw gezet, terwijl aan lidmaten en belangstellenden een extra bijdrage gevraagd wordt. De lammeren actie bracht  325,80 op (nog niet geheel binnen). Als extra bijdrage kwam  529,80 binnen. Alzo  855,60, een mooi resultaat.

1948. Door de ring Bergum is de gemeente Huizen geadopteerd voor herstel oorlogsschade. De gemeente Oenkerk was hiervoor aange­slagen voor  800,-. De collecte in 1948 voor dit doel gehouden bracht ongeveer  750,- op.

1949. In de gemeente Oenkerk is een hoofdelijke omslag voor het instandhouden van de eredienst. Door de slechte uitkomsten der kerkelijke financiën wordt besloten de te heffen omslag voor de hoofdelijke omslag te verhogen van 0,5% naar 1% van het zuiver inkomen der lidma­ten. In de decembervergadering van 1949 wordt het volgende besloten. Daar voor de lagere inkomens de voornoemde verhoging van 0,5% naar 1% moeilijkheden meebrengt, wordt besloten om de inkomens  van  1000,- en minder op 0,5% te handhaven en die van  1000,-tot  2000,- op 0,75% te brengen.

1950. Het torenuurwerk laat het weer zitten, nu in reparatie bij Fa. Wielinga te Franeker.

1951. Na verschillende haperingen loopt het uurwerk nu toch weer .
Het zinken dak van de pastorie is door een mastiekdak vervangen.Door de hoge prijzen die momenteel voor  oud zink gelden kon dit met gesloten beurzen gebeuren.

1952. Herziening heffing hoofdelijke omslag. In het maandblad van de vereniging van kerkvoogdijen is een z.g. glijdende schaal voor de hoofdelijke omslag opgesteld. Na voorbeelden uitgewerkt te hebben en in de lidmatenvergadering besproken, werd besloten deze schaal toe te passen. Hierin is verwerkt een aftrek voor levensonderhoud, een heffingsfactor, een vermenigvuldigcijfer en kinderaftrek. In de zestiger jaren is deze schaal ook door Giekerk overgenomen.

Tot 1973 in deze regeling van kracht geweest.

1952. Van kerk en kerkhof zijn luchtfoto's gemaakt. Een deel ervan zijn nog voor belangstellenden beschikbaar à  1,- per stuk.

Door  Freule C. v. Welderen  Baronesse Rengers is een bedrag van  150,- beschikbaar gesteld voor het schilderen der wijzerpla­ten. De Freule woonde vroeger op Stania State thans Leeuwarden. Het bedrag werd met dank aanvaard, maar het bleek dat door het steigeren om de wijzerplaten het bedrag niet voldoende was. Men wilde toch deze gelegenheid niet voorbij laten gaan en plaatste daarom voor dit doel ook nog eenzelfde bedrag op de begroting.

1953. De kerkvoogden krijgen vrij mandaat voor het aanschaffen van een installatie voor slechthorende. Dit is wel doorgegaan. Drie of vier personen konden hier gebruik van maken. Het was geplaatst in de bank achter het vierkant. Het is geen succes geworden, er haperde vaak iets aan. Het heeft eigenlijk nooit goed gewerkt.

1954. Door Ds. De Nie wordt het volgende meegedeeld. Tot nu toe mocht een predikante geen avondmaal leiden, nog een doop bedie­nen. Van de Synode gaat nu de gedachte uit, dat een predikante ook deze handelingen mag verrichten, en dat de vrouw ook voor het ambt van ouderling of diaken in aanmerking zou kunnen komen. Er ontspon zich een levedig gesprek over het kerkelijke leven, jeugddiensten, gezinsdiensten enz.

1955. Verschillende keren is er gesproken over het aanbrengen van een electrische luidinstallatie. Er worden inlichtingen ingewon­nen bij kerkvoogdijen waar zo iets reeds geplaatst was. De inlichtin­gen waren niet ongunstig, maar de kosten wel. De grootste kosten waren het op kogellagers moeten lopen van de klok. Men zag er van af.

1957. In 1957 komt het punt grondrente ter sprake, ook wel grond­pacht of erfpacht genoemd. Het is een altijd durende rente die bij verkoop van de grond hierop is vastgelegd. Bij erfpacht wordt de grond niet verkocht, alleen het gebruik ervan, en grondpacht bestaat niet. Grondrente is heel oud en gaat om hele kleine bedragen, vanaf 25 cent via 56 cent oplopend, afhankelijk van de grote van het betreffende perceel, tot  4,50.
Deze kleine bedragen brengen in deze tijd meer kosten, aan administratie en ophaal, mee dan voordeel.
In de jaren na 1964 is men langzamerhand begonnen de grondrente, die de laatste tijd bestond uit twaalf posten van een gezamenlijk bedrag van  19,88, te laten afkopen.
De grondrentebetalers zijn, op één na, allen er toe overgegaan om 20 keer het verschuldigde bedrag te betalen, waarna de grondrente werd doorgehaald. Het niet betaalde betreft  1,-.

1958. Bij Niermeijer zijn 26 nieuwe avondmaalbekertjes aange­schaft.
De slordige vensterbanken in de kerk komen weer ter sprake. Wat is hiervoor de oplossing? Later zijn er tegels aangebracht.
De studeerkamer in de pastorie is opgeknapt, het plafond kwam naar beneden.
Er is in de pastorie een douche aangebracht.

1959. Al enkele jaren komt in de kerkvoogdijvergaderingen ter sprake de verdeling van de lasten die op de predikantsplaats Oenkerk, Giekerk en Wijns drukken. Doordat de lasten steeds hoger worden, b.v. de aanslagen Raad van de Predikantstraktementen, Raad van de Pensioenen en het Predikantstraktement zelf, bijdrage Quotum enz. enz., kwamen er steeds meerdere en grotere verreken­posten.

De bezittingen van de kerkvoogdijen zijn zeer verschillend, het aantal lidmaten is ook verschillend. Lange jaren was de verdeel­sleutel van Giekerk 60%, Oenkerk 25% en Wijns 15% in gebruik.

Giekerk vond het percentage van 60% te hoog. In 1958 kwam men overeen om door deskundigen aan de hand van de gegevens over de laatste twee jaren, te laten vaststellen wat de juiste ver­deling zou zijn. Voor kerkvoogdij Oenkerk en Wijns was de Coop. Centrale Landbouw Boekhouding C.C.L.B. in Leeuwarden aangezocht, terwijl voor Giekerk zou optreden de heer Dijkstra, accountant te Leeuwar­den.

Hierover is een uitgebreid rapport opgesteld. Men kwam tot de conclusie dat verschillende gegevens moeilijk te vergelijken waren omdat de verhoudingen bezittingen en lidmaten en eigen kosten en lidmaten allen verschillend waren.

Aan de hand van de berekeningen kwam voor 1958 als billijk voorstel uit de bus Giekerk 62,5%, Oenkerk 22,5% en Wijns 15%. Er werd uitdrukkelijk bij vermeld dat dit voor 1958 was vastge­steld, omdat niet was te voorzien wat in de volgende jaren de percen­tages moesten zijn.

In de jaren na 1958 is men, tot de eenwording van de kerk­voogdijen in 1966, weer uitgegaan van de percentages 60, 25 en 15.

(Er moet hier nog vermeld worden dat door aandringen van Giekerk men in 1956 en 1957 van de oude percentages was afgeweken, voor die jaren was men uitgegaan van 50, 35 en 15.)

1962. Wijlen Jonkvrouw C.C.A.A. van Welderen Baronesse Rengers vermaakt aan de kerkvoogdij  1000,- vrij van rechten.

Met hartelijk dank aanvaard.

Er waren drie afzonderlijke Hervormde Gemeenten, n.l. Oenkerk Molenend, Giekerk en Wijns. Daaruit volgde dat er ook drie kerkvoogdijen waren, maar maar één predikantsplaats.

In de jaren zestig stapelde de gezamenlijke verrekenposten zich steeds meer op.

Bij het houden van de gezamenlijke vergaderingen kwam verschei­dene keren naar voren: kunnen we niet beter één kerkvoogdij hebben.

Eén gemeente was nog niet mogelijk, want aan het stichten van een nieuwe gemeente was aansluiting bij de nieuwe kerkorde verbonden en daar waren deze gemeenten nog niet aan toe.

In mei 1966 is dan alles zo geregeld dat de lidmaten kan worden voorgelegd hoe men de regeling van éénwording kerk­voogdijen probeert gestalte te geven.

1. De bezittingen van de drie kerkvoogdijen worden bij elkaar gevoegd.

2. Er wordt een nieuw reglement opgesteld op het beheer van de kerkelijke goederen en fondsen van Giekerk, Oenkerk en Wijns.
    In dit reglement wordt o.a. vastgelegd de verkiezing van notabe­len en kerkvoogden.

Het college van Toezicht (notabelen) bestaat uit 7 of 9 leden. Indien het 7 is dan 3 uit Giekerk, 3 uit Oenkerk Molenend en 1 uit Wijns. Indien het uit 9 bestaat dan 4 uit Giekerk, 3 uit Oenkerk Molenend en 2 uit Wijns.

Het college van kerkvoogden bestaat uit 3 of 5 leden. Bij 3 uit elke voormalige gemeente 1. Bij 5 2 uit Giekerk, 2 uit Oenkerk Molenend en 1 uit Wijns. De bepalingen omtrent de hoofdelijke omslag en de begraafplaatsen worden bij afzonderlijk reglement vastgesteld.

Wat Oenkerk betreft is in de lidmatenvergadering van 10 juni 1966 hierover beslist en met algemene stemmen aangenomen. Daardoor was de afzonderlijke kerkvoogdij Oenkerk opgehouden te bestaan.