GESCHIEDENIS VAN OENKERK, GIEKERK EN WIJNS

hoofdstuk 6


De%20Nie-Ouwendiijk-Kamminga_hf.jpg


ds. De Nie



6. Wijns na de Kerkhervorming

  
1580-1894 deel 2

 

Maar in de 30er jaren lukt het niet meer om de rekening te laten sluiten. Het nadelig saldo wordt hoe langer hoe groter.

In 1834 wordt dan besloten om weer een omslag over florenen in te voeren, ook weer 1,- per floreen. Dat is weer 250,- en dat helpt, want dit is in die tijd nog een groot bedrag. Dit keer wordt deze omslag maar één jaar geheven, want er moet nodig wat aan de kerktoren gebeuren (nieuwe ankers en dergelijke, 100,-) en als dat eenmaal klaar is redt de kerk zich misschien wel, want de grondpachten gaan weer wat stijgen.

Wat die floreen­belasting betreft, dat ging dus naar het land­bezit. Een freule van Sminia moet 64,- betalen, dit is de hoogste. Ze is getrouwd met de heer van Overveld. Verder moet de heer Buma 23,75 betalen en Klaas Douwes v.d. Meer 27,75. Er zijn er ook die 0,25 moeten beta­len.

In de komende jaren redt de kerk zich. Het saldo, aanvankelijk 2,50 loopt langzaam op. Heel veel uitgaven zijn er niet en in 1845 is de kerk eindelijk in staat met de afbetaling van haar 800,- schuld te beginnen. De landprijzen stijgen langzaam maar zeker. In 1848 kunnen er weer flinke reparaties aan de kerk gedaan worden en wordt de hele kerk geverfd, wat toen 110,- kostte. In 1852 worden 20 nieuwe stoelen voor de kerk aange­schaft. Nu wordt meteen besloten de huur voor de zitplaatsen weer in te voeren, die lange tijd in onbruik was geraakt. Die lijsten zijn bijna allen van 1853 af nog bewaard gebleven. Eerst werden 20 stoelen voor vrouwen en 2 voor mannen verhuurd, later 25 voor vrouwen en 6 voor mannen. De opbrengst was zeer wisse­lend, van 10 tot 45 gulden.

In 1855 was de kerk eindelijk schuldvrij, maar er kwam een nieuwe moeilijkheid opdagen: het oude kerkehuisje, op de plaats waar nu Dirk Regeling woont, was zo bouwvallig dat het afgebroken moest worden. Ook de school vereiste vele uitgaven in die tijd. Toch laten kerkvoogden een nieuw kerkehuisje bouwen, waar 800,- mee heen gaat. Geld wordt niet opgenomen. De kerkvoogden schieten uit eigen zak voor en het nadelig saldo van 500,- wordt in drie jaar tijds ingehaald door grote zuinigheid te betrachten.


De inkomsten van de bezittingen vliegen nu omhoog! In 1862 is er al 350,- over en kan de toren, die daar nodig aan toe is, worden uitgehakt, ingemetseld en opgevoegd. Een zware najaarsstorm in 1863 vernielt alle pannen van kerk en school, maar geen nood, er is weer geld!

Van 1863 af begint de bloeitijd voor de kerk van Wijns. De inkomsten zijn dan 4 keer zo groot als dertig jaar tevoren. Tot 1880 zijn de inkomsten op die hoogte gebleven. Nu wordt de kerk van Wijns een instelling die zelf aan alle moge­lijke mensen geld kan lenen. In 1866 krijgt ook de diaconie een gift van 100,- en een lening. Alles kan nu wat lijen, grote bijbels en gezangboeken in heel leder worden aangeschaft, wat wel 60,- kost. De kerk wordt prima onderhouden, de stoelen geglansd en op de toren komt een nieuwe vlag! Avondmaalskannen en schotels worden gekocht. Het uurwerk wordt geheel vernieuwd. In 1870 wordt het plafond en het kapwerk van kerk en toren vernieuwd, nieuwe kollektezakjes aangeschaft en de preekstoel nieuw bekleed. In 1874 wordt een lijken­huisje op het kerkhof gebouwd. Soms wordt voor onkosten van vergaderingen 67,- per jaar uitgegeven en nog altijd is er geld genoeg.

In 1876 heeft de kerk 1800,- uitge­leend à 4% aan diverse personen, wel een verschil met de vorige periode. De kerkvoogdij is nu een lichaam van betekenis voor het hele dorp. Dat blijkt in 1877 als de nieuwe kunstweg Birdaard-Miedum wordt aangelegd, die dwars door het land achter de kerk van Wijns zal lopen. De kerkvoogdij schenkt hiervoor 700,-. En de oude weg, om het dorp heen, wordt voor 300,- op kosten van de kerk opgeknapt, er wordt een grote voorraad aarde opgebracht en het wegdek wordt gereed gemaakt voor een puinweg. Een adres wordt naar de gemeente gezonden, om nu ook die oude weg goed te onderhouden en klaar te maken "zodat het niet blijven zal zoals het tot dusverre geweest is, een modderpoel en bij wintertijd veeltijds niet te passeren, voor schoolkinderen en inwoners zelve, al is het slechts op korte afstand, zonder kunstmiddelen schip of laarzen enz.....".

Of dit request in 1878 geholpen heeft, weet ik niet. Wel weten we dat sinds mensenheugenis deze weg een modderpoel gebleven is, tot nu dit jaar 1950 er een behoorlijk wegdek opgemaakt is door de gemeente Tietjerksteradeel!

 
In 1880 zakken de grondprijzen plots met een heel stuk (de bekende landbouwcrisis). Gelukkig staat de kerk financieel nu zo sterk, dat ze er geen last van heeft. Na een jaar of tien komen de inkomsten gelukkig weer vrijwel op het oude peil.

In 1889 wordt de aloude voorzanger in de kerk afgeschaft. Het is nu niet meer nodig, want de kerk plaatst thans een orgel! Het wordt geheel uit eigen middelen betaald. Het kost 800,- en met timmer- en verfwerk inbegrepen ruim 1000,-. In drie jaar tijds is alles betaald en eind 1894 is er weer een batig saldo in kas van 1005,-!

Verder kan ik u op het moment niet vertellen, want de boeken na 1894 berusten nog bij kerkvoogd de Jong. Wel weten we allen, dat de positie van de kerk thans weer verre van rooskleurig is. De uitgaven zijn veel hoger dan de inkomsten en al verricht kerk­voogd de Jong alle kosterswerkzaamheden gratis voor de kerk, toch is de toestand hachelijk. Floreenplichtigen zijn er niet meer. Alleen een vrijwillige bijdrage wordt van de inwoners van Wijns gevraagd. Beseft allen, dat om de kerk door deze zware tijd heen te helpen, uw daadwerkelijke hulp nodig is en dat met een gulden of een rijksdaalder alleen de kerk in haar nood blijft zitten. Het moge een troost voor de heren kerkvoogden zijn, dat in het verleden meermalen zulke kritieke tijden geweest zijn, waarop, mede door de hulp van de ingezetenen, weer een bloeitijd volgde!

Op één punt moet ik nog terugkomen. U hebt uit het voorgaande al begrepen, dat school en onderwijzerswoning eigendom van de kerkvoogdij waren, die ze dus ook onderhouden moest. Vanouds werd de schoolmeester door de kerk aangesteld en betaald. Hij was tevens koster en voorzanger in de kerk.

In de Reformatie­tijd (1580) was Harper Jarichzoon schoolmeester van Wijns. Hij had vrij gebruik van de zogenaamde streng en van 1 p.m. genoemd het "hemstbedde", ik weet niet of die naam nog bestaat in Wijns. Voorts kreeg hij een klein bedrag in geld, niet meer dan 12 goudgulden per jaar. In 1668 krijgt de onderwijzer Hr. Jan Dircks 37 gulden per jaar. Honderd jaar later is dit bedrag verlaagd tot 33,- en zo jaren lang gebleven. In 1796 wordt het 75,- en moet hij ook het kerkhof onderhouden. 75,- zou het tot het  einde blijven. De kerk heeft nooit meer gegeven.

 

Op den duur kwam de gemeente over de brug met een school­meesters­ traktement als aanvulling op zijn geringe kerkelijke inkomsten. Als de school­meestersplaats openkwam, riep de kerkvoogdij sollicitanten op, die een vergelijkend examen moesten maken in het café te Wijns. Daar werd nogal een flink wat bij verteerd, b.v. 30,- in 1835.

Het onderhoud van school en onderwijzers­woning drukte steeds op de kerkvoogdij en vergde telkens vrij aanzienlijke bedragen. Toen de gemeente het onderwijzerstraktement al grotendeels voor haar rekening had genomen, besefte men hoe langer hoe meer dat feitelijk de gebouwen ook in eigendom aan haar moesten overgaan. Dat zou voor de kerkvoogdij een hele verlichting betekenen. In 1869 wordt een overeenkomst met het gemeentebestuur gesloten. De gemeente Tietjerksteradeel krijgt school en woning in eeuwig durende erfpacht voor 2,- per jaar. De kerkvoogdij zal echter jaarlijks 50,- aan de gemeente betalen als bijdrage in het onderhoud, dat verder geheel door de gemeente betaald wordt.

Deze toestand heeft geduurd tot 1888. Toen deed de kerkvoogdij geheel en al afstand van haar recht op school en woning en ontving hiervoor een som van 150,-. Ze hoeft nu ook geen 50,- per jaar meer aan de gemeente te betalen. Het is dus een voor­delige transaktie, want de school gaf alleen maar lasten, geen in­komsten. De vanouds zuiver kerkelijke school was nu voorgoed een openbare gemeentelijke geworden.

Tot slot vertel ik u iets over het kerkhof of liever gezegd van de stenen die daarop stonden. De meeste oudere grafstenen op de kerkhoven zijn al lang verdwenen. Telkens werden ze opgeruimd. De oudsten werden als stoepsteen vaak verkocht, b.v. bij de achter­deur van het huis waar nu Arend de Jong woont, ligt een halve oude grafzerk met een medaillon erin. In de kerkeboeken vond ik meermalen de verkoop van oude blauwe grafstenen vermeld in het jaar 1791 en 1845.

Nu ontdekte ik bij toeval in een portefeuille op het Fries genootschap een complete verzameling afschriften van grafstenen te Wijns, gemaakt door de schoolmeester K. de Jong Jzn. in 1834. De grafstenen die hij beschrijft lopen van 1600 tot 1834, tot op de dag waarop hij schrijft. Oudtijds schreef men op de stenen alleen:  "op die en die  datum is  in den Here  gerust die en die", maar vanaf 1760 komt de gewoonte op, een uitvoeriger graf­schrift, meest in dichtvorm, mee te geven. Hoe gebrekkig deze gedichten vaak zijn, ze zijn soms zeer treffend en geven een beeld van het geestelijk leven toendertijd. Ik noem de belang­wekkendste in volgorde van ouderdom.

 

(1761 in de kerk) In 1761 stierf de eerzame Anne Eelses Sinnema, huisman en dorpsontvanger tot Wijns.

"Ik hebbe den loopbane geeindigd,
na veel lijden en veel strijden.
Ik ben de woestijne deeser wereld
met vallen en opstaan
binnen 63 jaren doorgegaan.
Nu lijdt mijn lichaam hier beneen
ter ruste onder deese steen
en wachte na de oordeelsdag
opdat ik hier uit koome mag
met Hoope op die Heerlijkheit
die God sijn volk heeft toegeseijdt."

 

Men was zich dus welbewust dat deze aardse loopbaan een eerste begin is en doorgeworsteld moet worden met een eeuwig doen en vergezicht voor oogen. Wat in de woestijne deser wereld de kracht van deze mensen was, blijkt treffend uit het volgende, allen stenen die vroeger op het kerkhof stonden.

Anno 1779 is in den Heere gerust de eersame Jetoke Tjeerds, huisvrouw van Gerriet Siemens tot Wiens 76 jaar.

"O leeser let wel op
neemt dog de lieuve Jesus aan
Want het heeft mijn nooit beroud
want het sal u anders kwalijk gaan."


Als drie jaar later haar man sterft, staat op diens steen:

"O leeser, sta wat stil
ik spreek tot u uit het graft
Neemt dog die Christus Jesus aan
Dat is dog het hoogste goed
dat gij op aarde sult begaan."

 
In 1798 sterft Dieuke Jelles, vrouw van van Helder, eerder weduwe van Wopke Rinders Talsma, koopman in paarden en koeien, die op 38 jarige leeftijd overleed in 1768 en een vrouw met 2 zonen achterliet. Als de met van Helder hertrouwde weduwe 30 jaar later sterft, krijgt ze van haar man en haar twee zoons Rindert Wopkes en Jelle Wopkes Talsma de volgende grafsteen mede:

"Hier rust van Helders vrouw
't verlies was tot veel rouw
van aanverwant en vrienden.
Zij was Godsdienstig stil,
berustend in Gods wil.
Doe zij haar mogt bevinden
met seekre quaal en smert,
tot zij ontbonden werdt.
Schoon hier in 't stof gelegen
haar ziel in 't Hemels slodt
verlustigt zij in God
In God te vreen - wat zegen!"

 
Sterk spreekt ook een steen uit 1809. Toen is overleden Minne Doekes 78 jaar. Daar staat (tot Christus gericht):

"Mijn Goël, Middelaar, mijn Heer,
mijn Bruidegom.
Wat doe ik langer hier, hier kan ik u niet loven,
gelijk ik wensch; maar 'k hoop 't volmaakt te doen daarboven."
In 1812 overleed zijn vrouw, Tietje Sijes ook 78 jaar. We lezen dan:
"Hier rust haar lichaam in het graf.
Haar ziele zij aan Jezus gaf.
Was dat haar hope en haar troost,
dan genied zij nu des Hemels vreugd."

 
In 1814 overlijdt Douwe Sijtses v.d. Meer 81 jaar.

"Ik ben van de wereld af
en lig hier in het graf
en ben nu in de eeuwigheid
die God den mens heeft toegeseijdt."

  
Hetzelfde jaar overlijdt Geertje Annes 84 jaar oud. Op haar steen stond:

"Zalig is het voor de mens
al gaat het aan deez kant van het graf
niet altijd na zijn wensch.
Als hij maar de rechte levensweg aantreft,
de liefde gods in Christus wel bezeft,
die na veel moeite, dood en graf
een drieenig God aanschouwen mag.
Om dan, met all' de zaligen van Geest
zich te verblijven op dat Hemels feest."

 
We maken in al deze grafschriften dus kennis met een geloof, waarin de liefde Gods in Christus het middelpunt is. En inder­daad, ze zijn waard dat we er bij stil staan en ze tot ons spreken laten. Het heeft mij getroffen, vrienden, dat deze getuigenissen juist uit Wijns komen. Het heeft mij getroffen, omdat ze blijk geven van een echt geestelijk leven dat weet waar het in de wereld om gaat. En als Geertje Ansus zegt dat het maar op één ding aankomt, dat de mens de liefde Gods in Christus wel beseft, dan raakt ze daarmee het wezenlijke, ook voor u en mij. Ook voor ons is Christus de weg, de waarheid, en het leven, niemand komt tot den Vader dan door Hem.

Wat zijn hier in Wijns sinds die oude dagen velen van dit kernpunt van het leven waar alles omdraait, vervreemd. Wat is ons geestelijk leven armer geworden.

Ja, het is goed dat aan het eind van deze lezing, de doden spreken met een stem die klinkt vanuit Gods Wereld.

"Neemt dog die Christus Jesus aan
dit is dog het hoogste goed
dat gij op aarde sult begaan!"

Ik hoop, dat wij allen deze woorden ter harte nemen, zodat deze avond en het deze avond gehoorde, ook voor ons vrucht draagt.

"O God, die droeg ons voorgeslacht
in nacht en storm gebruis
bewijs ook ons uw trouw en macht
Wees eeuwig ons tehuis!"

 
Nog een enkel treffend grafschrift uit Giekerk vermeld ik, uit het jaar 1788. Graf van Doijtsen Jelles 81 jaar.

"Vroeg stierf ik en ik vond den dood in 't sterven niet;
'k stierf oud en leef nu daar men dood nog oudheid zien."

 
Denk aan de woorden van Paulus: "Wij zijn met Christus gestorven en ons leven is met Hem verborgen in God. Het ik is gestorven in de overgave aan Christus. En in dat sterven vindt de mens 't leven. Als dan de lichamelijke dood komt, is dat leven sterker dan die dood."